|
||||||||
|
Ik zal maar beginnen met een bekentenis: deze lijnen moet ik uittikken op een moment dat ik het huis voor mij alleen heb en de huisgenoten niet krijsend de muren opkruipen. Dat is namelijk wat deze plaat zou kunnen veroorzaken bij mensen met exclusief-westerse oren. Even duiden: Poil is een Franse rockband, die zowel prog-rock als punk als hele happen experiment door zijn muziek weet te weven en die knallende drums combineert met schurende en scheurende gitaren. Junko Ueda is een Japanse zangeres en biwa-speelster. Die biwa, dat is dan weer de Japanse versie van de luit, die traditioneel gebruikt wordt door de klassieke verhalenvertellers en, heel eigen aan Ueda is, dat zij zich de shômyô- zang eigen heeft gemaakt. Dàt is dan weer een muziekstijl die verwant is aan wat de griots in Afrika doen: de stand van de wereld vertellen in lange, gezongen verhalen. Voor deze plaat hebben de vier muzikanten gekozen voor hun versie van “Kujô Shakujô” en voor een uittreksel uit de dertiende-euwse “Heiken Monogatori”, getiteld “Dan-no-Ura”. Waar dat nummer uit de dertiende eeuw handelt over een beroemde zeeslag, is “Kujô Shakujô” een hedendaagse versie van de shômyô; die traditioneel een boeddhistische zangstijl is. U merkt het al: voor ongeoefende oren zijn er hier best wel wat obstakels te overwinnen. De plaat, 31 minuten lang, bevat dus in wezen slechts twee nummers en, hoezeer ze me ook boeit en intrigeert, ben ik best blij dat dat half uur geen vijf kwartier geworden zijn. Dat heeft er natuurlijk mee te maken, dat je geen moer begrijpt van wat er gezongen wordt en met het feit dat het minutenlang duurt voor de doorhebt dat je een vrouwenstem hoort en niet die van een man. Maar, zoals het vaak gaat bij dit soort experimenteel werk, je moet je volledig overgeven aan de klanken en de dingen simpelweg ondergaan. Je moet dus je Westerse oren eventjes stilleggen en de referentiekaders die je, willens nillens, hanteert voor een tijdje de-activeren. Voor mezelf merkte ik dat het hielp als ik de ogen sloot en me verbeeldde dat ik in een concertzaal naar dit ensemble aan het luisteren en kijken was. Vanaf dat moment openden zich de melodielijnen, die bijzonder vaardig verstopt zitten achter een muur van noise. De intensiteit die daar van uitgaat is haast voelbaar en de muziek spant zich als een soort dik rookgordijn om je heen. Jezelf helemaal laten gaan in deze trance is aangewezen en eens je zover bent, kun je heus wel genieten van de heel bijzondere tekening, die hier gemaakt wordt. Niet voor ongeoefende oren, dus, maar wel helemaal bijzonder en vooral: grensverleggend. Verwacht het onverwachte, maak kennis met een onbekende wereld, maar vooral: ontdek dat er in de muziek veel talen gesproken worden! (Dani Heyvaert)
|